
Nog drie weken, dan wordt tijdens het Holland Festival de aftrap gegeven voor een tjokvol Luigi Nono-programma op het Westergasfabriekterrein (19-22 juni). In een 'Trilogie van het sublieme' verschijnen enkele sleutelwerken uit het oeuvre van de Italiaanse componist op de lessenaars: de luistertragedie Prometeo, de politiek gekleurde cantate Il canto sospeso en delen uit de onvoltooid gebleven Caminantes-triptiek.
Daarnaast is er een tweedaags Nono-symposium (waar onder meer diens weduwe, Nuria Schoenberg-Nono, spreekt) en zet Irvine Arditti zich met Nono's elektronica-guru André Richard aan het onthechte vioolstuk La lontananza nostalgica utopica futura. Wie aan dat alles niet genoeg denkt te hebben, kan altijd nog een kijkje gaan nemen bij de fietspassage van het Rijksmuseum. Studenten van het Conservatorium Den Haag verzorgen er rond lunchtijd gratis 'Nono-interventies'.
Hij zou negentig zijn geworden dit jaar, als hij zich niet al op 66-jarige leeftijd had doodgedronken. Luigi Nono, 'Gigi' voor vrienden, behoorde sinds de jaren vijftig tot de boegbeelden van de avant-garde; aanvankelijk als componerend communist en hartstochtelijk wereldverbeteraar die en passant het cerebrale serialisme een menselijk gezicht gaf, in later jaren als een steeds introspectiever klankvorser die met elektro-akoestische middelen nauwgezet het grensgebied van stilte en geluid aftastte. Samen met nieuwlichtende generatiegenoten als Boulez, Ligeti, Stockhausen, Kagel en Berio bepaalde hij decennialang het gezicht van de moderne muziek, en daarmee ook het gezicht van het Holland Festival: een slordige dertig keer stond zijn werk in de HF-programmaboekjes.
Voor het eerst in 1970, toen in het Amsterdamse Concertgebouw twee avonden aan Nono, dat jaar de centrale HF-componist, werden gewijd. Kort daarvoor had toenmalig muziekprogrammeur Jo Elsendoorn hem nog bezocht in zijn woonplaats Venetië. Het had overigens niet veel gescheeld of Elsendoorn was er hopeloos verdwaald in de smalle straatjes van het eilandje La Giudecca. Een plaatselijke kroeg bood uitkomst :
Kroegbaas: ‘No?’
Elsendoorn: ‘Nono!’
K: ‘No?’
E: ‘No, Nono!’
K: ‘No, no.’
E: ‘No Nono?’
K: ‘Ah, u bedoelt Signor Lenin! Ja, die is hier vaste klant.’
'Signor Lenins' felle maatschappelijke engagement blijkt al even zeer uit de stukken die in 1970 op het programma stonden. Titels als Non consumiamo Marx of Ricorda cosa ti hanno fatto in Auschwitz spreken boekdelen. En wat te denken van de met veel tamtam aangekondigde opdrachtcompositie Voci destroying muros? Teksten van Rosa van Luxemburg, de Cubaanse revolutionaire Haydeé Santamaria en de Nederlandse verzetsstrijdsters Hannie Schaft en Riek Snel gaan er een geëngageerd verbond aan met atonale reeksenmuziek, Josquin-citaten en flarden uit De Internationale.
Opmerkelijk detail: Voci is een compositie 'zonder einde', omdat – dixit Nono – de verklankte revolutie ook na het concert door dient te gaan. En dus daverde op 25 juni 1970, toen de slotmaten waren uitgeklonken, een tape-collage van strijdlustige teksten en dito socialistische koren uit de luidsprekers van Het Concertgebouw. Ondertussen renden de solisten als dollen door de zaal om het publiek aan te sporen buiten vooral verder te discussiëren over de zegeningen van de klassenstrijd.
Toch jammer dat het die avond pijpenstelen regende.
Ook Al gran sole carico d'amore, de 'scenische actie' die in het Holland Festival van 1979 haar Nederlandse première beleefde, was voor alles een politieke manifestatie. In min of meer losstaande taferelen thematiseert Nono de rol van de vrouw in historische revoluties; de Commune van Parijs (1871), de Russische Revoluties van 1905 en 1917 en het Turijnse arbeidersverzet in 1943. Op de maat van nu eens verstilde klankvelden en dan weer overdonderende klankerupties wellen teksten van Brecht, Castro, Gorki, Lenin en Pavese op uit de kelen van een bonte schare aan personages: arbeiders, massaal gegroepeerde verzetslieden, een groep Vietnamese vrouwen en een Italiaanse hoer.
Drie jaar later klonk er een heel andere Nono in het Holland Festival. Toen het Arditti Quartet op 2 juni 1982 diens Fragmente – Stille, an Diotima over het voetlicht bracht in Het Concertgebouw, bleken de propagandistische teksten van weleer plotseling verruild voor de raadselachtige taal van Friedrich Hölderlin. Nono strooide regels uit diens poëzie uit over de partituur. Niet om voor te dragen, maar om 'innerlijk te zingen', als een inwendig kompas bij een muziek die zich met haar fluisterklanken en vele stiltes op de grens van de waarneming ontvouwt.
In zijn voorwoord bij de partituur bestempelt Nono de Hölderlin-citaten als 'diverse moments, thoughts, silences, “songs”, from other spaces, other heavens, for rediscovering in other ways the possibility of not “decisively bidding farewell to hope”. Daarmee sluimert ook in Fragmente - Stille een politiek aspect: de hoop op een betere samenleving, al schreeuwt Nono die niet langer van de daken. Retoriek is in Fragmente - Stille tot introverte reflectie geworden, overreding tot luisteren.
Aandachtig luisteren naar het nauwelijks hoorbare, het werd de essentie van Nono's latere muziek. Zoveel bleek eens te meer in 1986, het jaar waarin 'Nieuwe Italianen' als Sciarrino, Scelsi, Stroppa en Francesconi het festival overspoelden. Van de toen al niet meer zo nieuwe Italiaan Nono stond ...sofferte onde serene... op het programma, een dialoog tussen piano in natura en piano op tape, waarin verstilde klanken aanspoelen en weer vervliegen, als verwaaid klokgelui boven de Venetiaanse lagune.
In zijn magnum opus Prometeo verhief Nono het grote luisteren andermaal tot thema, al worden klank en stilte nu in een uitgesproken ruimtelijk perspectief geplaatst. In het Holland Festival van 1992 beleefde de Tragedia dell'ascolto haar Nederlandse première tijdens een omvangrijk Nono-retrospectief. Voor wie er toen niet bij kon zijn: over drie weken is de herkansing. Ondergetekende zoekt nog een kaartje.