Quantcast
Channel: MuziekvanNu
Viewing all articles
Browse latest Browse all 228

De Jemenitische echo in Tehillim van Steve Reich

$
0
0
Jemenitisch-Joodse voorzanger, 1914

Met Tehillim uit 1981 maakte Steve Reich een duidelijk statement: deze muziek, gebaseerd op Oud-Hebreeuwse psalmteksten, zou helemaal in zijn eigen Reich-keuken zijn bereid. Wie er Joodse melodietypen in denkt te horen, heeft het mis, zo meldde hij meerdere malen. En toch zou Reich de springlevende Jemenitisch-Joodse muziektraditie eens wat credits mogen geven, vindt Saskia Törnqvist. Lees, luister, kijk en oordeel zelf.

 

 

Even vooropgesteld: Tehillim (1981) van Steve Reich voor vier vrouwenstemmen en ensemble is een meesterwerk. Deze zetting van Oud-Hebreeuwse psalmteksten, een intrigerend amalgaam van oeroude en toch gloednieuwe muziek, klinkt volstrekt tijdloos. Tehillim (letterlijk betekent de titel ‘Psalmen’), een swingend bouwsel van gelaagde, verschuivende en in elkaar hakende ritmische patronen en gebaseerd op flexibele fundamenten van metrische wisselingen, heeft de werking van een infuus vol levenselixers. Even karakteristiek als uniek is de openheid van het melodisch materiaal, doordesemd van een haast naïeve blijmoedigheid, wat uitzonderlijk genoemd mag worden binnen de gecomponeerde muziek van na de Tweede Wereldoorlog (In C van Terry Riley daargelaten). Het maakt nieuwsgierig naar de mogelijke muzikale bronnen waarop Reich deze compositie baseerde.

 

Wat heeft hij daar zelf over te melden? In zijn eigen toelichting, te vinden op de website van zijn uitgever Boosey & Hawkes, schrijft hij onder andere:

 

‘De tamboerijnen zonder schellen lijken misschien op de kleine trommel, die in Psalm 150 en andere Hebreeuwse teksten wordt aangeduid als de tof. Handgeklap en ratels waren ook in Bijbelse tijden in het Midden-Oosten gangbaar, evenals kleine gestemde cimbalen. Verdere musicologische referenties bevat Tehillim niet. Nergens maakt het melodisch materiaal gebruik van Joodse thema’s. Een van de redenen waarom ik voor de Psalmen en niet voor de Torah of de Profeten koos, is dat de orale traditie van het psalmen-zingen (cantillatie of teamim, ST) onder westerse Joden is verdwenen. (Het is wel bewaard gebleven bij Jemenitische Joden). Dit betekende dat ik geheel vrij was om melodieën te schrijven voor Tehillim zonder een bestaande orale traditie die ik kon imiteren of terzijde kon schuiven.’

 

Bovenstaand citaat wekt de nodige bevreemding. Reich stelt in zijn laatste zin dat er geen orale Joodse traditie van psalmenrecitatie bestaat om rekening mee te houden. Hoe komt hij daarbij? Slechts één regel eerder vermeldt hij – weliswaar tussen haakjes – dat er wel degelijk een ongebroken cantillatie-traditie bestaat, namelijk bij de Jemenitische Joden. Doet die traditie soms niet ter zake?

 

Onwillekeurig moet ik hier denken aan het boek Het Paradijs van mijn vader uit 2009 van Ariel Sabar, een meeslepend verslag over de wederwaardigheden van de laatste groep Aramees-sprekende Joden, afkomstig uit Irakees Koerdistan. Sabar vertelt hoe deze groep, samen met de Jemenitische Joden, de risee vormt van de Israëlische maatschappij en tegelijk naarstig wordt bestudeerd in wetenschappelijke kringen. Op linguïstisch en muzikaal terrein bevindt zich namelijk binnen deze Joodse gemeenschappen de sleutel tot de Oud-Testamentische tijd. Wie meer wil weten van de oud-Joodse liturgische zangpraktijk, moet zijn oor te luisteren leggen bij de Jemenitische Joden, die relatief ongehinderd hebben kunnen vasthouden aan hun religieuze muziekpraktijk. Met de komst van zo’n 49.000 Jemenitische Joden naar Israël, in 1949 massaal op de vlucht voor pogroms, kwam er een muziekstroom naar Israël die veel opzien baarde. Het duurde niet lang, of Jemenitisch-Joodse melodieën werden ingebed in nieuwe Israëlische composities.

 

Al jaren koester ik in mijn almaar uitdijende etnische muziek-verzameling een UNESCO-verzamel-cd met de heerlijke naam Memory of the Peoples, waarop een track staat met Joods-Jemenitisch gezang. Prachtig, dat samengaan van rechttoe-rechtaan-stemmen met sobere percussiebegeleiding, die open melodietypen met dat blijmoedige, haast naïeve karakter. Waar tref je verder zulke muziek aan? Nergens, behalve in Tehillim van Steve Reich. Dat kan geen toeval zijn.

 

 

Het is ook geen toeval. We halen het boekMinimalists uit 1996 van wijlenK. Robert Schwarz erbij en lezen daar dat Steve Reich, na jarenlang op zoek te zijn geweest naar zichzelf (gedurende twintig jaar praktiseerde hij yoga-, ademhalings- en meditatietechnieken en verdiepte hij zich in tal van etnische muziekvormen), in 1974 zijn vrouw, de videokunstenares Beryl Korot ontmoette en zich met haar voor het eerst serieus stortte in het Jodendom, het geloof dat hij als kind met de paplepel binnen kreeg maar naar eigen zeggen alleen op een mechanische manier had beleden.

 

Met Reichs Joodse coming out volgde een stroomversnelling op het spirituele en het muzikale vlak. Samen met Korot bestudeerde hij medio jaren zeventig het Oud-Hebreeuws, de Torah en de Talmoed aan de Lincoln Square Synagogue in New York. Daar raakte hij geïntrigeerd door de tekentjes bij de Hebreeuwse teksten, de teamim, die elk een melodisch motiefje verbeelden. Reich nam lessen bij een Joodse cantor, die hem verder wegwijs maakte in de wijze waarop de oude teksten moeten worden gezongen. Deze studie krijgt duidelijk haar weerslag in de additieve ritmiek en syllabische tekstbehandeling van Tehillim.

 

Reich, die bleef doorwroeten in de Joodse muziekmaterie, stuitte ook op de oraal overgeleverde tradities van Joodse gemeenschappen in het Midden-Oosten, wat hem deed besluiten op zoek te gaan naar oudere mannen van Koerdische, Irakese en Jemenitische afkomst, die nog in hun oude traditie zongen. Samen met Korot bezocht hij in 1977 Israël, waar zij via de National Archives of Recorded Sound in contact kwamen met onder andere een Jemenitisch Joodse man van midden zestig, die na enig aandringen bereid was om iets voor Reichs microfoon te zingen. Aan Schwarz vertelde Reich daarover: ‘Hij was fantastisch, hij humde door zijn neus in een totaal authentieke, 1500-jaar oude traditie!’.

 

Toch, zo stelt Schwarz, zitten wij luisteraars helemaal op een fout spoor als wij in Tehillim Joodse melodische voetafdrukken denken te kunnen vinden. Reich heeft het immers zelf in een interview tegen hem gezegd: ‘Er zijn mensen die naar Tehillim hebben geluisterd en beweren dat ze er een Joodse melodie in horen. En ik zeg: horseshit, het is een Steve-Reich melodie, en omdat ik Joods ben, is die melodie dat ook. Het heeft niets te maken met Chassidische muziek of met Joodse volksliedjes.’

 

Reich is voor geen gat te vangen. Tehillim heeft inderdaad niets te maken met chassidische (dus asjkenazische) muziek of met Joodse volksliedjes. Maar de religieuze Jemenitisch-Joodse muziek noemt hij hier wijselijk niet. Robert Schwarz volgt Reich in blind vertrouwen. ‘Het strekt Reich tot eer dat hij met Tehillim geen etnomusicologisch reconstructiewerk heeft verricht of makkelijk oriëntalisme op zijn muziek heeft losgelaten. Hij heeft een oorspronkelijk werk geschreven, helemaal in zijn eigen signatuur.’

 

Had Schwarz de UNESCO-cd in zijn kast gehad, dan had hij zich misschien even achter de oren gekrabd. Had hij Reich gevraagd die opname van de Jemenitische zanger uit 1977 te mogen beluisteren, dan was hem misschien iets gaan dagen. Want Steve Reich wist wel degelijk van het bestaan van een orale traditie, sterker nog: hij is er bewust naar op zoek gegaan en hij heeft gehoord hoe rijk die traditie is. In Tehillim klinkt een overduidelijke Jemenitische echo. Wie dat niet hoort, heeft (pardon my French) horseshit in z’n oren.

 

Zie verder:

 

7 mei 20:15 uur Muziekgebouw aan 't IJ Amsterdam, Ensemble Insomnio & Synergy Vocals

Categorie: 

Viewing all articles
Browse latest Browse all 228