Quantcast
Channel: MuziekvanNu
Viewing all articles
Browse latest Browse all 228

Een schilderij is geen muziekstuk

$
0
0
Apocalyptische ruiter
Bamberger Apocalyps (ca. 1014)

Een schilderij is geen muziekstuk. Dat merkte ik weer eens bij de laatste tentoonstelling die ik bezocht. Centraal stond het werk van de Russische schilder Kazimir Malevitsj. De expositie bestond uit een bonte verzameling schilderijen, van boerentaferelen in vlammende kleuren tot schilderijen waar alleen een vaal vuil-wit op te zien was, dus eigenlijk zo goed als niets. De schilder had ook een kubistische periode gehad en een impressionistische. En nog veel meer, het was een levendige collectie en de belangstelling was groot.

 

In de museumwinkel werden de voorstellingen op zijn schilderijen naar hartelust ver-commercialiseerd: er waren Malevitsj-theekopjes en Malevitsj-puzzels, Malevitsj-kussens en puntenslijpers. En natuurlijk reproducties in een mooi lijstje gestopt voor aan de muur. Wanneer je het gedrentel langs al die schilderijen zat was kon je ook nog afzakken naar een gezellige cafetaria. Ook hiervoor was de animo groot.

 

De centrale vraag die ik wil stellen is: waarom is er zoveel belangstelling voor tentoonstellingen van moderne kunst en zo weinig voor festivals rond nieuwe muziek?

 

Een beetje heb ik die vraag al beantwoord met mijn beschrijving van de Malevitsj tentoonstelling: zelfs al vind je weinig aan zijn schilderijen, je hebt toch een leuke en leerzame middag.

Allereerst zijn er natuurlijk de schilderijen. De verscheidenheid van de stijlen. Maar als je daar toch niet veel aan vond kon je je onderdompelen in de geschiedenis: de lotgevallen van deze schilder in de communistische labyrinten van het Sovjet-tijdperk en die van zijn vurige bewonderaars en verzamelaars, de obscure opera waar hij decorstukken voor gemaakt had en waarvan een deel op video te zien was en de reconstructie van de geruchtmakende tentoonstelling uit 1915 waar hij zijn meest radicale doeken had geëxposeerd.

Wanneer je dat allemaal verschrikkelijk tegenviel kon je op hetzelfde kaartje de rest van het museum in, en dan was er nog die gezellige cafetaria en thee en taart en een winkeltje. Kortom, je dag kon niet stuk.

 

In vergelijking hiermee is de gang naar een nieuwe muziek-festival nogal een-dimensionaal: je loopt een zaal binnen en gaat zitten op een klapstoel. Dat is eigenlijk alles. De rest wordt voor je gedaan en wanneer het gebodene tegenvalt heb je dus pech. Verder is alle vertier teruggebracht tot de inhoud van een programmaboekje. Een tentoonstelling over de componist geplaatst in een historische of andere context zie je zelden.

De commercialisering van de muziek bestaat uit een goedwillende jongedame, die tracht een aantal cd's van het ensemble van die avond te verkopen. Enige andere vorm van aandenken of snuisterij is niet te koop. Bij een druk bezocht concert staat de bezoeker ook nog een tijdje in de rij voor een mager kopje koffie en er zijn geen taartjes. Het is een uitgesproken kale bedoeling.

Bezoekers van een concert met nieuwe muziek zijn dus direct blootgesteld aan de tentoongespreide kunst. Muziek, mits goed en goed uitgevoerd kan een overweldigende indruk maken, maar o wee als het tegenvalt. Dan komen de drie grote vijanden van kunst in alle hevigheid naar voren als drie apocalyptische ruiters, met zeisen en antichristen gewapend. De luisteraar zit aan zijn stoel vastgenageld en vraagt zich vertwijfeld af of het doorstane lijden te wijten is aan het gebodene of aan de eigen geborneerde stompzinnigheid.

 

De drie apocalyptische ruiters:

 

1. ‘Ligt het aan mij of is het saai?’

 

Bij een tentoonstelling werkt een artistiek team alles tot in de puntjes uit. Concertprogramma’s daarentegen, worden vaak uit de losse pols samengesteld. Een groot aantal niet artistieke overwegingen speelt een rol: wat is de bezetting (afhankelijk van de hoeveelheid beschikbaar geld), welk nieuw stuk is af en moet gespeeld worden, wat vindt de dirigent leuk, hebben we een solist?

De meeste betrokken musici zien het programma van de avond van de zonzijde, maar die hebben wat te doen. Meneer en mevrouw publiek niet. Die zitten stil op hun stoelen en hebben geen enkele mogelijkheid, zoals bij een tentoonstelling, om naar een ander schilderij te lopen omdat ze het eerste toevallig saai vinden.

Zijn er niet even saaie ervaringen op te doen in de beeldende kunst? Zeker wel, maar de toeschouwer bepaalt daar zelf hoe lang hij dit wil verdragen en uit studies blijkt dat dit behoorlijk kort is! Slechts een kwestie van secondes.

Zelf heb ik eens een tijd bezield gestaard naar een hoop afval die was achtergelaten na een verbouwing. Alleen uit de afwezigheid van een kaartje met de titel en de maker kon ik opmaken, dat dit niet als kunstwerk bedoeld was, en de rest van de spullen die her en der verspreid lagen wél. Toen ik dit ten langen leste in de gaten kreeg was dat natuurlijk een vrolijk moment, dat werd voortgezet in de cafetaria met thee en een taartje.

 

In schril contrast hiermee staat een herinnering die mij nog het koude zweet bezorgt. Het was in het Concertgebouw tijdens de uitvoering van een van de opera's van de zelfverklaarde reïncarnatie van Mozart en Debussy, de Duitse avant-gardist Karlheinz Stockhausen. De laatste acte van deze opera bestond uit een duet van vijfenveertig minuten voor bassethoorn en zanger. Er was eenvoudig niet doorheen te komen, maar er gloorde hoop: we hadden daarna nog een scène voor de boeg. Die bestond echter uit een duet van dertig minuten voor piccolo en kinderkoor. Toen dit duidelijk werd maakte zich een gevoel van paniek van mij meester. Ik wilde eruit, de zaal uit, het gebouw uit, en dan op straat een paar minuten gillen, mijn hoofd tegen een boom slaan en huilend iemand omarmen.

Maar ik kon niet weg. De zaal was uitverkocht, ik zat in het midden van rij acht en moest ten minste over twintig luisteraars klimmen, en zou daarna worden nagekeken door het voltallige publiek. Sommigen zouden mij herkennen en denken dat Wagemans zo nodig een statement wilde maken door weg te lopen.

Ik bleef dus badend in het zweet zitten, en herinnerde mij dat bepaalde apensoorten bij extreme verveling overgaan tot zelf-mutilatie.

 

2. ‘Vind ik het nou lelijk of ís het gewoon lelijk?’

 

Een grote kracht van muziek is dat zij haar toehoorders kan emotioneren. Tegenwoordig weten we dat dit in allerlei hersenfuncties is vastgelegd en dat we er niets aan kunnen doen dat extreem dissonante geluiden geassocieerd worden met negatieve gevoelens. Dat is ook niet erg, want de medaille van deze keerzijde is dat luisteraars hoop, troost, warmte en wellust kunnen ervaren wanneer de muziek extreem consonant is. De hersenfuncties die hierbij een grote rol spelen zijn de amygdala voor de akeligheden en beloningsprikkels in de hersenstam bij de consonanten, maar dat terzijde.

Nu is er in de nieuwe muziek en in bepaalde genres van de popmuziek behoorlijk geïnvesteerd in zeer dissonante geluiden die, wanneer de luisteraar daar niet aan gewend is, voor een behoorlijk onaangename tijd kunnen zorgen.

Ik ken persoonlijk mensen, die een luisterervaring hebben gehad die nog het meeste weg had van een bad trip en zich daarna hebben voorgenomen nooit meer een voet in een zaal te zetten waar nieuwe muziek wordt gespeeld. Cruciaal is de emotionele reactie die ze hadden ervaren bij het horen van deze klanken.

Lelijk is in muziek een geweldig middel om te provoceren.

Ik herinner mij nog, dat mijn docent Jan van Vlijmen zijn eigen werk dirigeerde bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Alle instrumenten waren elektrisch versterkt met als gevolg dat het geheel nog het meest weg had van een ballet van trams die allemaal tegelijkertijd door de bocht gingen. Het publiek kwam in opstand, begon te roepen om stilte, en een vrouw liep naar voren en omarmde de broekspijp van Jan in een poging hem van de dirigentenbok te trekken.

Probeer zoiets maar eens met een lelijk schilderij te bereiken!

 

3. ‘Ik vind het behoorlijk lullig?’

 

Om ongunstige reacties van bezoekers zo veel mogelijk uit te sluiten programmeren de zalenuitbaters tegenwoordig veel liever nieuwe muziek die lullig is en niet lelijk.

Lullig geeft altijd een prettig gevoel, zoals in de zon liggen prettiger is dan in de regen. Persoonlijk vind ik het de ergste plaag van de nieuwe muziek, omdat het de hevige emoties en het hemelbestormende van muziek wegneemt en dat vervangt door het geluksgevoel van een koe die over een hekje staart.

Veel minimale muziek heeft dat gevaar in zich en daarbij wordt er in dat genre ook nog met tijd gesmeten. De luisteraar wordt heel lang opgesloten door muziek die mooi klinkt en niets te melden heeft. Canto Ostinato, van de Bergense kluizenaar Simeon ten Holt, heeft al geleid tot sessies waarin een zaal volwassen mensen hun schoenen uittrekken en op een matras gaan liggen om een uurtje nergens aan te denken, terwijl twee pianisten in wandeltempo eindeloos gebroken drieklanken spelen.

Maar er zijn meer vormen van lullig. Sommige componisten willen niet zozeer muziek schrijven, maar een statement maken over wat kunst allemaal niet moet zijn: gecompliceerd, gelaagd, provocerend en ongekend. Het alternatief is dus eenvoudig, lief en onmiddellijk herkenbaar voor wie er een beetje van afweet. Is dat erg? Ja, want DAT, lieve lezer, juist DAT sterkt het publiek in de overtuiging, dat kunst vooral onschuldig vermaak moet zijn. En dat men het recht heeft dit te eisen onder het motto: wie betaalt, die beveelt.

 

Stelt u zich voor: een tentoonstelling met werk van Picasso, waartussen een paar werkjes van de te laat overleden tekenaar Rien Poortvliet zijn opgehangen. En die worden dan het mooist gevonden!

Daarna neemt de VVD staatssecretaris die over de kunsten gaat het woord en zegt, dat er voor Pikjasso te weinig maatschappelijk draagvlak is en dat er dus bezuinigd kan worden.

Gelukkig is Rien is veilig opgeborgen in zijn eigen museum, dat geopend werd door prins Bernhard en waar je alleen op vertoon van een door Rien zelf ontworpen tatoeage van een wenend hertje op de rechter bil naar binnen mag.

 

Overigens: als de muziek van hoge kwaliteit is, en er wordt goddelijk mooi gemusiceerd, is er geen vuiltje aan de lucht. Nieuwe muziek heeft per definitie geen Canon en is nog steeds een vrijplaats voor allerlei hele en halve mislukkingen. Komt vanzelf goed.

 

 

Muziek van Wagemans op 10/05 in Dag in de Branding door het Doelenkwartet en het Matangi Kwartet en op 16/05 in Korzo Den Haag door het New European Ensemble.

 

Categorie: 

Viewing all articles
Browse latest Browse all 228