
Kaja Draksler, piano – The lives of many others
Clean Feed CF2866CD, Cankarjev Dom, Ljublana, juli 2013
Presentatie Bimhuis, 27 november 2013
Jong, gedreven en talentvol; het is een mooie combinatie, die blijft boeien. Vooral wanneer jonge mensen met een frisse blik op de wereld bestaande en nieuwe muziek uitvoeren.
Kaja Draksler is zo iemand. Deze jonge jazzpianiste en componiste uit Slovenië is een opvallende verschijning in het Amsterdamse jazz- en improvisatiecircuit. Klassiek geschoold, speelt ze Frédéric Chopin én Thelonious Monk met evenveel gemak in één programma; ze laat zich door zowel klassieke muziek als jazz inspireren voor haar composities en improvisaties.
Het talent barst door haar muzikale vezels. Soepel spel, mooie timing en een subtiel toucher vormen het ideale gereedschap voor haar vrije improvisaties, waarin ze zomaar een simpel liedje kan laten uitwaaieren tot een gelaagde compositie.
Na haar studie jazz in Ljubljana en Groningen, volgde Kaja Draksler privélessen in New York. Terug in Nederland voltooit ze momenteel haar master klassieke compositie aan het Conservatorium van Amsterdam. In 2009 sleepte ze de Deloitte Jazz Award in de wacht; ze schreef een pianoconcert voor haar band Katarchestra en bracht als leider van het Acropolis Quartet drie cd’s uit.
Een vierde cd, met eigen werk voor solo piano, werd gepresenteerd op 27 november tijdens haar debuut in het Bimhuis. Geen trio, geen kwartet, maar meteen een solo-optreden in de Nederlandse jazztempel, je moet maar durven.
En durven doet Kaja Draksler, hoewel niet zozeer in haar presentatie. Verlegen schuift ze het podium op, lacht ontwapenend en trekt wat aan haar handen. Die mogen nog even de toetsen zoeken, voordat ze hun keuze maken. Fascinerend is het verschil met klassieke musici, die alleen in boze dromen de openingsnoten zoeken. Maar dan treffen haar handen doel. Kaja transformeert.
Ze bespeelt niet alleen de toetsen, ze buigt zich over de snaren, tokkelt, raspt, wiegt en neuriet. In het openingsnummer van cd en concert ‘The lives of many others’ observeert ze naar eigen zeggen de mensen om zich heen, beeldt zich hun levens in, hoort hun dromen en hun ‘dingetjes’, en vertaalt die in ruis, belklanken en losse, herhalende tonen. Flarden melodieën uit volksliedjes worden uit elkaar gehaald en belanden in een Morton Feldman–achtig continuüm.
Ze sleept me aan mijn oren mee naar buiten, naar parken, waar kinderen zingen, naar een werkplaats, een ijzerzagerij, een fabriek, een treinstation. Haar beeldende composities worden van een passende achtergrond voorzien door de wand van glas achter het podium, waar bewegend Amsterdam het magistrale decor van het Bimhuis vormt. Een dubbeldekker vertraagt tegen snelle repetitieve patronen in naar rechts, richting station, Fyraklanken glijden naar links, Amsterdam uit, het donker in.
Ik laat me meevoeren met de trein, maar merk dat ik soms nog iets in haar muziek mis.
De taal en het spel kloppen. Maar wanneer de bouwstenen van het muzikale materiaal, de uit elkaar getrokken melodieën, terechtkomen in een lui ostinato, dreigt ze haar eigen stem,
haar Draksleriaanse visie op Monk en Chopin, even te verliezen.
Als toegift speelt Kaja ‘Sooth my soul, feed my thoughts’.
Dat is gelukt.