
In de periode tussen 1963 en 1973 speelde Bruno Maderna (1920-1973) een belangrijke rol in het Nederlandse muziekleven. Hij dirigeerde de grote orkesten in traditioneel en modern repertoire, en leidde verschillende producties van de Nederlandse Operastichting, waaronder in 1966 de wereldpremière van de eerste opera van Peter Schat, Labyrint.
Documentairemakers Hans Heg en René van Gijn maakten in 1983, tien jaar na het overlijden van Maderna, een documentaire over de Italiaanse componist. Toen al bleek het opportuun hem terug in de herinnering te roepen. Nu, precies dertig jaar later, ziet Hans Heg hiervoor nog veel meer de noodzaak. ‘Jonge mensen hebben geen idee meer wie deze kleurrijke persoonlijkheid en musicus was.’
Goed moment dus voor heruitzending van de 80 minuten durende, destijds door de pers zeer lovend ontvangen documentaire, waarin o.a. componisten en tijdgenoten Stockhausen, Boulez en Berio hem kenschetsen. Zijn weduwe Christina en impresario Sylvio Samama komen aan het woord. Violist Theo Olof en hoboïst Han de Vries spreken over het onstaan van respectievelijk het viool- en het hoboconcert dat Maderna voor hen schreef.
Heg sprak in 1973 met Maderna in het kader van de studio-opname van het hoboconcert voor Han de Vries, dat in het Holland Festival dat jaar in première ging. Het gesprek maakte grote indruk op hem en bleek bovendien het laatste tv-optreden van Maderna. Er werd maar een zeer beperkt deel van gebruikt voor de uitzending. Dit feit, en de wetenschap dat er veel meer cameramateriaal was, o.a. rondom de registratie van de opera Satyricon, ook uit ‘73, zette Heg ertoe aan een tv-portret te maken van een van de veelzijdigste iconen van de naoorlogse nieuwe muziek.
Via het Haagse Residentieorkest werd Maderna, als kundig bewerker van Italiaanse oude muziek en vertolker van 20e-eeuws repertoire, in 1963 in Nederland geïntroduceerd. Al spoedig stond hij ook voor andere orkesten. Han de Vries, destijds hoboïst bij het Concertgebouworkest, in de documentaire: ‘Zijn type, daar was veel behoefte aan. Met dat verschrikkelijke gedroogstoppel in de hedendaagse muziek die we in de C-serie van het Concertgebouworkest hadden.’ De komst van Maderna was een belevenis. ‘Hij deed het gewoon met die fantastische, hele soepele bewegingen en ook altijd met zijn mimiek, hij keek de mensen aan, stond niet zo gefixeerd in de partituur te staren. [...] Bruno was bij de musici.’
Een turbulente jeugd – moeder overleed toen hij drie was, vader die hem nooit officieel als kind heeft erkend voerde hem als publiekstrekker op in zijn amusementsorkestje - stond niet in de weg dat zijn extreme muzikaliteit vroeg werd ontdekt én geëxploiteerd. Als tiener maakte hij al een imposante carrière als violist en dirigent. Twaalf jaar oud stond ‘Brunetto’ in La Fenice en de Arena van Verona voor het speciaal voor hem afgehuurde orkest van La Scala.
vlnr. Pierre Boulez, Bruno Maderna en Karlheinz Stockhausen in Darmstadt
Pierre Boulez verwijst in de documentaire naar deze wonderkindcarrière: ‘Vooral dat muzikanteske aspect heeft de musici met wie hij later werkte overtuigd.’ Tegelijkertijd heeft het dirigent-zijn hem in de loop van zijn leven ook heel veel gekost: ‘Langzamerhand heeft die carrière hem volkomen vastgenageld.’ Voor het componeren bleef niet genoeg ruimte over: ‘Hij had gewoon niet genoeg tijd om te werken. Zijn oeuvre is een onvoltooid monument gebleven.’
Boulez leerde Maderna in de jaren vijftig kennen in Darmstadt: ‘Voor mijn generatie toen, vlak na de oorlog, was het grote plus dat deze de nationaliteiten, de nationalistische mentaliteit volkomen had vernield. Toen wij elkaar in Darmstadt ontmoetten [...] realiseerden we ons überhaupt niet dat wij Fransen, Italianen of Duitsers waren. [...] We spraken onze talen heel slecht, maar we begrepen elkaar wel.’
Met Luciano Berio, vijf jaar jonger dan Maderna, ontstond een soort broederschap. Van ‘54-‘60 leefden ze praktisch samen, reisden samen, o.a. naar Darmstadt, werkten aan dezelfde tafel. Ze richtten in ‘55 in Milaan de Studio di Fonologia op. Berio roemt vooral Maderna’s genereuze persoonlijkheid. ‘De tijd en energie die hij in jonge mensen en musici heeft gestopt was enorm. [...] Jammer dat hij zo door zijn activiteiten als dirigent in beslag werd genomen.’ Over Aura (1972) zegt Berio: ‘Een prachtig stuk, een meesterwerk, waar hij aan is begonnen op groot formaat muziekpapier. Maar op tournee in Rotterdam of Helsinki kon het gebeuren dat hij alleen maar papier met twaalf notenbalken tot zijn beschikking had. Dan ging hij dus op die twaalf notenbalken verder. Daardoor werd de textuur veel minder dicht. Je voelt gewoon dat Bruno soms beslissingen heeft moeten nemen uit praktische overwegingen.’
Maderna overleed op 13 november 1973 aan de gevolgen van longkanker en een op eigen verzoek versneld uitgevoerde bloedtransfusie. Op 14 november zou hij in Amsterdam zijn begonnen aan de repetities voor Pelléas en Mélisande.
Cultura24 restaureerde en digitaliseerde het televisieportret Terug naar Maderna van Hans Heg en René van Gijn. Uitzendingen op 23/12 22.00 uur en 24/12 om 17.00 uur.
Voor dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van de brochure Terug naar Maderna, in 1983 gepubliceerd door Stichting Openbaar Kunstbezit.
Lees vandaag (19/12) ook in Trouw In de ban van Maderna, door Peter van der Lint