Quantcast
Channel: MuziekvanNu
Viewing all articles
Browse latest Browse all 228

Kan ik nog zingen?

$
0
0

Zingen is geluk. De bundel Kun je nog zingen, zing dan mee lag altijd klaar op de piano; ik heb hem geërfd, er van alles uit gespeeld en gezongen, maar inmiddels ligt hij al weet ik hoe lang in een kast. Later hebben een tijd lang songs als ‘Over the rainbow’ en ‘Singin’ in the rain’ speelklaar gelegen, heb ik ‘Louisiana 1927’ van Randy Newman gezongen: ‘Rained real hard and rained for a real long time./ Six feet of water in the streets of Evangeline’ – het geluk van zingen aan de piano dat het regent. Liederen uit de Winterreise, Dichterliebe, idem, ik heb er een paar, zo goed en zo kwaad als het ging, gespeeld en gezongen, en heel soms haal ik ze weer tevoorschijn.

 

Zingen is geluk. ‘Jij, met jouw stem, als ik zo’n stem had, zat ik allang op een koor. Als man word je bovendien met open armen ontvangen.’ Het is niet de eerste keer dat mij dat wordt gezegd. Het is waar, ik zou nog steeds in menig koor aardig kunnen meezingen, heb het ook geregeld gedaan, op school, met vrienden, op mijn werk, heb me rond mijn twintigste nog wel serieus afgevraagd of ik geen zangopleiding zou gaan volgen – een leven lang zingen, net als de broer van de slager, die in het Nederlands Kamerkoor zong; kan het geluk wel op? En ja, als ik had moeten kiezen tussen het onsje meer vanachter de slagerstoonbank op het dorp of het Magnificat voor de radiomicrofoon en op allerlei podia, dan had ik het wel geweten. Maar er waren ook andere wegen het dorp uit.

 

Zingen is geluk heet een recent boek van Barber van de Pol. Ik kan dat volmondig beamen. Ik had het geluk een paar jaar lang vier uur per week muziekles te krijgen, op de kweekschool. Eén uur was koorzang, in de middagpauze, verplicht. Dat waren niet alleen lessen in je mond opendoen om zuiver te zingen, maar indirect ook om schaamte te overwinnen. De andere uren waren voor blokfluit, solfège, platen luisteren, muziektheorie en –didactiek. Op den duur was ik in staat om met alleen het ballen, strekken, kantelen van mijn rechterhand de stemmen van een hele klas omhoog of omlaag te laten gaan, alsof ik een veelkoppig monster temde.

Zingen is geluk, jawel. Mijn ouders hebben elkaar leren kennen op ‘de zang’. Mijn dochter heeft haar man leren kennen onder het zingen van Mozarts ‘Più non si trovano’, over de bedrieglijkheid van trouwbeloften. Hoewel zo’n patroon wel eens een geslacht overslaat, moet ik toegeven dat ik er na de eerste ontmoeting snel achter kwam dat mijn eigen lief ook al vroeg bleek te zijn begonnen met zingend door het leven te gaan.

Zingen is geluk. Nu op de radio geregeld de heldere stemmen te horen zijn die ‘Wolcum, Wolcum’ zingen, denk ik terug aan het jaar waarin ik zelf in een kamerkoor Benjamin Brittens Ceremony of Carols heb gezongen. December 1991. Voor het eerst sinds jaren dat ik weer echt zong. Echter dan ooit zelfs, want voordien had ik nooit auditie hoeven doen. Dirigent Frans Schouten was een gerenommeerd zangpedagoog, die behalve het bekende koorwerk van Britten onbekend werk van Hendrik Andriessen op het repertoire had gezet, zelf gevonden in diens archief, koorliederen op teksten van grote zeventiende-eeuwse dichters als Jan Luyken en Willem Sluyter.

 

Zingen is beperkt geluk. Het leek me het begin van een nadere kennismaking met 20e-eeuwse koormuziek. Maar toen voor het volgende seizoen een 16e-eeuwse mis op het programma bleek te staan, ben ik afgehaakt. Alle psalmen uit mijn jeugd waren al 16e-eeuws geweest. Ik ging liever met de tijd mee dan er tegenin. Als het dan toch een mis moest zijn, waarom niet een 20e-eeuwse als die van Frank Martin bijvoorbeeld, voor dubbelkoor? Toch was dat niet de enige reden dat ik afhaakte. Ik besefte ook dat ik het geluk van het zingen makkelijker deelde met geliefden en vrienden dan met vreemden en dat ik mijn wens om te zingen niet moest verwarren met mijn verlangen naar onbekende muziek.

Kan ik nog zingen? Wanneer ik nu een koor hoor, zoals van de herfst in de Zaterdagmatinee het Groot Omroepkoor, in Canti Ornati van Daan Manneke (het koor staat verspreid door de grote zaal van het Concertgebouw van links tot rechts en van boven tot achter), dan vraag ik mij niet meer af of ik daartussen had willen staan. Laat hen de professionals zijn en mij de amateur. Mijn geluk hangt er niet van af; ook luisteren is geluk.

Categorie: 

Viewing all articles
Browse latest Browse all 228